Landganzen

De Twentse Landgans is het oudste en nog enige overgebleven Nederlandse ganzenras, gehouden voor verschillende nutdoeleinden als dons, veren, vlees en eieren. Als gevolg van de kenmerkende Twentse roggeteelt, kwamen de ganzen tot een vervroegde leg vanaf de herfst.
Vanwege de hogere prijs voor witte dons, was het merendeel van de Twentse Landgans wit. Bij de bonte dieren waren de plukdelen hals, borst en buik ook wit. Tegenwoordig genieten de bonte Twentse Landganzen de voorkeur. De Twentse Landgans is een lichte, nauwelijks middelzware, beweeglijke gans met een horizontale lichaamshouding met een middelhoog gesteld lichaam. De gans weegt 4,0 – 5,0 kg en de gent 5,0 – 6,0 kg. Opvallend is het blauwe oog bij de beide kleurslagen wit en bont. Bij de meeste bonte ganzenrassen is de oogkleur bruin.